Het blinkende voorhoofd van DDB

“Amapola. Tahititi. Mr bok. Miss geit. Mr baby. Koelekoele. Tingeling boem boem. Yjing jang. Van nieuwe patatten krijgt ge het schijt.”
Vooreerst mijn verontschuldigingen voor het wellicht aanstootgevende taalgebruik, maar deze sms ontving ik gisteren op mijn GSM. De sms was afkomstig van Chris Van Opstal, een radiocollega die ik als een vriend beschouw ook al spreken we elkaar niet echt dagelijks. Toen ik de boodschap op het scherm van mijn Nokia 6600 zag verschijnen, barstte ik in lachen uit. Even later belde de heer Van Opstal in eigen persoon: “Hebt ge mijn sms gekregen? Lees mijn sms! Woehaaaaaaa!”

Ja, dàt is typisch Van Opstal. Typisch mij ook. We lagen allebei voor een paar minuten in een deuk. Voor de meeste mensen belachelijk waarschijnlijk, maar dat zal mij een zorg wezen. Chris en ik hebben in het verleden wel om meer dingen in een deuk gelegen waar de gemiddelde mens enkel eens om zou fronsen. Ooit (we zaten toen nog samen bij Family Radio en Radio Contact in het hoofdgebouw in Neder-over-Heembeek) konden we kweeniehoelang bulderend bezig zijn met een fantasie die we samen hadden uit gedacht. 
Rudy Dierckx en Danny Debruyn waren onze bazen in die dagen. We probeerden ons visueel voor te stellen hoe het zou zijn als Chris gewoon in het bureau van Danny zou binnenstappen en hem plompverloren een kus op het blinkende voorhoofd zou geven en zonder een woord opnieuw zou verdwijnen. Hihihihi. Meer moest dat niet zijn om ons urenlang bezig te houden. Een heel scenario ontspon zich vervolgens. Hoe Danny verbijsterd zou zitten kijken. Hoe hij Rudy zou bellen om te zeggen dat Van Opstal rààr deed. Hoe Rudy meteen Lemaire erbij zou halen. En hoe die dan zou grijnzen: “Maar dat ies toch niet raar, fiston!”. En hoe Lemaire dan Rudy ook een kus op het voorhoofd zou geven. Je reinste absurde flauwekul, ik weet het. Maar plezànt!

Radio Pekbaans Popjournaal

Radio Pekbaans Popjournaal, 1973

Tijd voor een gratis en door mezelf georganiseerd rondje lachen met Ben.
Ik schrijf deze woorden op mijn Travelmaatje in de tuin van mijn tijdelijke Franse maison. Of gîte, zoals ze het hier ook wel noemen, geloof ik. Waarom zeggen die Fransen niet gewoon huis zoals iedereen? Doch dit geheel terzijde, zoals mijn ex-beste vriend Herman B. het zo treffend zou zeggen.

Ter verdere sfeerschepping: mijn Franse buurman zit hier vlak bij mij. Hij is naar eigen zeggen een vampierenstok met vlijmscherpe punt aan ’t maken omdat hij vannacht vreemde geluiden hoorde in het huis. “Die stok moet verdomme voor vannacht klaar zijn,” gromt hij (in het Frans, uiteraard) terwijl hij met zijn Zwitsers mes aan de gang gaat.

Een jaar of 15 moet ik geweest zijn toen ik mezelf officieel het statuut van voorzitter van de Belgische Osmonds Fanclub toeëigende. Dat was niet zo moeilijk, ik had die club namelijk zelf opgericht. The Osmonds, beste vrienden, waren een muzikaal familiegroepje dat in de vroege jaren zeventig ongelooflijk veel wereldsucces had bij het tienervolkje van die dagen. Ze waren populairder dan The Jackson 5 en David Cassidy samen. Vooral de bijna jongste van de bende, Donny Osmond, zorgde overal ter wereld voor hysterische taferelen. Waarom ik die fanclub oprichtte? Vraag me niet waarom, zoals Yasmine het zo treffend zou zeggen. Ik hoorde hun muziek wel graag, veronderstel ik. Mijn toenmalige klasgenootjes begrepen er niets van en konden er hoogstens eens hartelijk om lachen. Het was natuurlijk totaal niet in bij jongens van mijn leeftijd om van die muziek te houden, dat was enkel iets voor meisjes. Ik zat op de Broederschool in Hamme, moet je rekenen. Daar zaten toen nog enkel jongens en we hadden niets te maken met de meisjes van de Sint-Jozefschool

Maar soit, het zou mij (toen al) worst wezen wat de anderen dachten over wat ik graag hoorde of niet. Ik besloot dus een fanclub voor de Osmonds op te richten op mijn eentje. In diezelfde periode had ik ook een schoolblaadje gesticht onder de ongelooflijke titel Radio Pekbaans Popjournaal of kortweg RPP. Dat schreef ik elke week vol, met de hulp van Herman BrusselmansLeo De RidderDirk De Neve en nog enkele anderen. Zelf was ik hoofdredacteur, dat spreekt voor zich. Wat die titel betreft: ik was toen al redelijk gefascineerd door de zeezenders en Veronica had een popjournaal, vandaar. Plus daarbij, de straat waar ik toen woonde (de Groeneboomgaardstraat in Hamme) was sinds kort voorzien van een gloednieuw en modern wegdek, de pekbaan lag voor de hand.

Wat ik eigenlijk wilde zeggen: ik was het dus al gewend om een wekelijks magazine vol te schrijven en op een aantal exemplaren te verspreiden. Osmond News, zoals ik het blaadje van de fanclub noemde, stuurde ik elke maand op naar de leden van de club. Ik had geadverteerd in de Joepie en ik vroeg 50 Belgische frank per jaar als lidgeld. Een stuk of duizend jonge meisjes werden lid van mijn club, dus ik had redelijk snel 50.000 ballen verdiend als jonge snotneus. Ik drukte het magazine gratis op de stencilmachine van school, met dank aan broeder Emiel die mij daarvoor de toelating gaf. En elke maand trok ik met een paar grote zakken volgepropt met drukwerk naar de post. De artikels in het magazine schreef ik zelf, ik vertaalde ze uit enkele Britse en Amerikaanse tijdschriften die ik bestelde bij mijn gazettenman waar ik ook de Joepie haalde.

(c) Peter Maenhoudt

Ik kreeg ook verdomd veel brieven van jonge meisjes (ze waren natuurlijk van mijn eigen leeftijd toen, en waarschijnlijk allemaal op middelbare leeftijd nu) die dachten dat ik de Osmonds persoonlijk kende. Er was er zo eentje waarmee ik op den duur, en buiten de fanclub om, persoonlijker begon te corresponderen. Ze woonde in Oostende en ik vond haar best tof. Op een dag stond in de krant een artikel over haar. Ze was van het Europagebouw in Oostende gevallen. Of gesprongen, daarover bestond blijkbaar twijfel.


In die dagen was ik 15. Jong, onbezonnen, vol van de toekomst, en redelijk onder de indruk van het voortijdig beëindigde leven van een meisje waar ik wel wat voor voelde, al had ik haar nog nooit ontmoet. Het betekende ook het einde van de Belgische Osmonds Fanclub. Weer iets dat voorgoed voorbij was.

En nu ga ik wat vertoeven dans le piscine, zoals de Fransen hier om onbegrijpelijke redenen zeggen. Waarom zeggen ze niet gewoon zwembad, zoals iedereen?

Trek de stekker uit, mensen!

Het dorpje heet Coudekerque. Ja, qua humoristische plaatsnaam kan dat tellen. Natuurlijk haalt hij het langs geen kanten van de meest debiele straatnaam die ik ken (de Vortekoestraat in Waasmunster) maar ik vind het toch al redelijk die richting uitgaan. Overigens, de naam van mijn eigen straat (die ik hier niet zal vermelden uiteraard) haalt op de schaal van debiliteit ook een vrij hoge score. Als ik ergens mijn adres moet geven, zeg ik er altijd bij: “Ik heb die naam ook niet zelf bedacht, hoor”. De meeste mensen kijken mij dan eens grijnzend aan, maar het ijs is meteen gebroken. Een niet te onderschatten voordeel voor een asociaal mens als ikzelf.

In Coudekerque, toch op zo’n dikke tien kilometer van de Belgische grens, kan ik Extra Gold ontvangen in de auto. Niet in dit schitterende huis want ik heb nog geen radiotoestel kunnen ontdekken, maar wel in de auto. Ron zal tevreden zijn als hij dit ontvangstrapport onder ogen krijgt. Oh ja, wat Extra Gold betreft, ik denk wel dat ik mag verklappen dat de maand juli een bijzondere maand wordt voor dat station. Zo rond de 18de, heb ik begrepen. Een naam ga ik nog niet noemen, maar ik ben heel blij dat één van mijn vroegere radiovrienden erbij komt en zo’n beetje het heft in handen mag nemen. 

Over het fijne kabelbedrijf moet ik ook nog wat zeggen. De onweders hebben lelijk huisgehouden in Vlaanderen en dat was voor ons op de klantendienst duidelijk te merken. Ik kan het hierbij niet duidelijk genoeg zeggen: TREK DE STEKKER UIT, MENSEN! De voorbije week heb ik enkele honderden mensen aan de lijn gehad die nooit de stekker van hun modem loskoppelen tijdens een onweer. Geween en tandengeknars is hun deel, want natuurlijk is de wachttijd alvorens een technicus reddende engel komt spelen, nu een stuk langer dan normaal. 

Eigen schuld, dikke bult.
Op het werk mag ik dat uiteraard niet zeggen tegen de klanten, de bazen zouden mij nogal zien komen. Maar op mijn weblog ben ik eigen baas en daar zeg ik lekker wat ik wil, puh!