Ik zie hem nog altijd zitten, elke vrijdag op zijn knieën. Met zo’n speciaal kuisprodukt en een stapel oorstokjes zat hij de koppen van elke taperecorder grondig schoon te maken. In de studio stond een rack met zes of acht van die dingen en daar kwam de non-stopmuziek vandaan die ’s nachts op antenne ging. We hadden toen nog geen DSC en Marc Hermans zorgde er persoonlijk voor dat die afspeelapparatuur goed blèèf klinken. Hij was programmaleider en mede-eigenaar van het station en tevens een soort van radiolegende uit de jaren tachtig, maar de Marc vond zichzelf niet te goed om als een fijne huisvader te zorgen voor de apparaten en het geluid.
Soms dacht ik bij mezelf dat het een beetje overdreven was, maar ik liet hem rustig doen. Hij liet mij ook doen met de computers en het bescheiden netwerkje. Elkaar aanvullen, heet dat.
Zoals beloofd, kreeg ik van Marc vanmorgen twee CD’s boordevol jingles van Kick FM en daarvan heb ik er al enkele op mijn podcast gezet. Op die manier krijg je een idee. Het klonk niet slecht, hoor.
De kijkstudio in het Lantaarnpad was een idee van onze vertegenwoordiger. Ik moet het hem nageven, het was een idee van goud. Dagelijks passeerden ontelbare potentiële luisteraars voorbij onze deur, waaronder enkele honderden schoolkinderen. Plus daarbij, zowat elke dag vormde zich daar een file want de straat kwam uit op de Grote Markt. Drùk, jongens! Maar veel van die passerende Herentalsenaren kwamen wel nieuwsgierig voor het raam staan kijken. Tegenwoordig is een kijkstudio geen uitzondering meer, maar toen was het toch een soort van attractie. En een commercieel succes natuurlijk, want de luistercijfers werden op die manier ook een beetje kijkcijfers.
Ik deed meestal het ochtendprogramma, en na tien jaar mag ik het wel bekennen: heel vaak hield ik de overgordijnen gewoon lekker dicht, dan zat ik daar niet als een aap op een stok. ’t Zou moeten lukken dat Marc na al die tijd nog boos zou worden daarvoor.
Tja, stel je voor dat we zo’n studio bij Maeva hadden gehad. Dat de Witte Villa niet achter een omheining had gestaan, maar midden in het centrum van Asse, met de studio in een vitrine. ’t Zou wat geweest zijn. Nee, in de gloriejaren van dàt station was ik maar wat blij met die omheining. Radio is radio en geen kijkkast, heb ik altijd gevonden. Radio moet een beroep doen op de fantasie en moet visualiteit scheppen in de verbeelding van de luisteraar. Het toppunt van radio waren toch nog altijd de zeezenders. De stemmen die je hoorde op die stations, je kon daar niet echt een gezicht op plakken, tenzij het gezicht dat je zelf in je hoofd vormde.
Kick FM in de jaren negentig van de vorige eeuw. We slaagden er hoe dan ook wonderwel in te schipperen tussen radio en commercie, tussen zoet en zuur, tussen plezier en money. Tot we natuurlijk uiteindelijk in de klauwen van de gewiekste zakenmannen terechtkwamen voor wie radio niet meer was dan een machine waar je weinig instak en veel centen uithaalde. Alleen waren die centen niet voor ons.