Radio in de vitrine

Ik zie hem nog altijd zitten, elke vrijdag op zijn knieën. Met zo’n speciaal kuisprodukt en een stapel oorstokjes zat hij de koppen van elke taperecorder grondig schoon te maken. In de studio stond een rack met zes of acht van die dingen en daar kwam de non-stopmuziek vandaan die ’s nachts op antenne ging. We hadden toen nog geen DSC en Marc Hermans zorgde er persoonlijk voor dat die afspeelapparatuur goed blèèf klinken. Hij was programmaleider en mede-eigenaar van het station en tevens een soort van radiolegende uit de jaren tachtig, maar de Marc vond zichzelf niet te goed om als een fijne huisvader te zorgen voor de apparaten en het geluid.
Soms dacht ik bij mezelf dat het een beetje overdreven was, maar ik liet hem rustig doen. Hij liet mij ook doen met de computers en het bescheiden netwerkje. Elkaar aanvullen, heet dat.

Zoals beloofd, kreeg ik van Marc vanmorgen twee CD’s boordevol jingles van Kick FM en daarvan heb ik er al enkele op mijn podcast gezet. Op die manier krijg je een idee. Het klonk niet slecht, hoor.

De kijkstudio in het Lantaarnpad was een idee van onze vertegenwoordiger. Ik moet het hem nageven, het was een idee van goud. Dagelijks passeerden ontelbare potentiële luisteraars voorbij onze deur, waaronder enkele honderden schoolkinderen. Plus daarbij, zowat elke dag vormde zich daar een file want de straat kwam uit op de Grote Markt. Drùk, jongens! Maar veel van die passerende Herentalsenaren kwamen wel nieuwsgierig voor het raam staan kijken. Tegenwoordig is een kijkstudio geen uitzondering meer, maar toen was het toch een soort van attractie. En een commercieel succes natuurlijk, want de luistercijfers werden op die manier ook een beetje kijkcijfers.

Ik deed meestal het ochtendprogramma, en na tien jaar mag ik het wel bekennen: heel vaak hield ik de overgordijnen gewoon lekker dicht, dan zat ik daar niet als een aap op een stok. ’t Zou moeten lukken dat Marc na al die tijd nog boos zou worden daarvoor. 

Tja, stel je voor dat we zo’n studio bij Maeva hadden gehad. Dat de Witte Villa niet achter een omheining had gestaan, maar midden in het centrum van Asse, met de studio in een vitrine. ’t Zou wat geweest zijn. Nee, in de gloriejaren van dàt station was ik maar wat blij met die omheining. Radio is radio en geen kijkkast, heb ik altijd gevonden. Radio moet een beroep doen op de fantasie en moet visualiteit scheppen in de verbeelding van de luisteraar. Het toppunt van radio waren toch nog altijd de zeezenders. De stemmen die je hoorde op die stations, je kon daar niet echt een gezicht op plakken, tenzij het gezicht dat je zelf in je hoofd vormde.

Kick FM in de jaren negentig van de vorige eeuw. We slaagden er hoe dan ook wonderwel in te schipperen tussen radio en commercie, tussen zoet en zuur, tussen plezier en money. Tot we natuurlijk uiteindelijk in de klauwen van de gewiekste zakenmannen terechtkwamen voor wie radio niet meer was dan een machine waar je weinig instak en veel centen uithaalde. Alleen waren die centen niet voor ons.

Je radio kreeg een kick

Vanmorgen liep ik op het werk een oude bekende tegen het lijf.
’t Was enorm druk, het lijkt erop alsof heel Vlaanderen wil overschakelen naar het nieuwe gratis beltarief en dat zullen we geweten hebben. Het was zelfs zo druk dat de obligate plas- en rookpauzes nog korter waren dan anders. Ik bedoel maar, er was weinig tijd om een uitgebreide babbel te houden met Mathieu, maar zelfs die korte babbel was lang genoeg om Marc en mezelf weer eens een bui van opperste nostalgie te bezorgen.

Ja, onze tijd bij Kick FM in Herentals, dat was pas een tijd waarvan je een decennium later zegt: “Dàt was nog eens een tijd, vent!”. Kick FM was eigenlijk eerst Contact Herentals, een radio die een tijdje werd uitgebaat (om eens een zeer lelijk woord te gebruiken) door Jeroen Straeter, maar die in de eerste helft van de jaren negentig van de vorige eeuw in onze handen kwam. Omdat alle stations van het Contact-netwerk verplicht werden om te gaan uitzenden onder een eigen roepnaam, moesten we een flitsende naam vinden voor het hitstation dat we toch waren. Eerst hadden we OK FM in gedachten, maar dat vond Jeroen zo goed dat hij de naam wilde hebben voor zijn eigen Contact in Turnhout. In ruil voor die naam kregen we van hem een compleet jinglepakket, joepie!. We moesten dus nog wel een naam vinden voor ons eigen station en die bedachten Marc en ik ter plekke in een Herentals’ etablissement. Tja, het moest een radio worden waarvan de jeugd een kick zou krijgen, opperde Marc. Op dat zelfde ogenblik lazen we in elkaars blik dat we hem gevonden hadden, onze nieuwe naam. 

En al zeg ik het zelf (’t is mijn weblog, dus wie houdt me tegen?), we maakten van Kick FM op heel korte tijd een station dat in de Kempen populairder was dan Contact ooit geweest was. Zoek eens ergens de luistercijfers uit die tijd op, dan merk je het wel. ’t Was ook de enige periode na Maeva waarin Marc en ik ons op radiogebied echt goed in ons vel voelden. We waren onze eigen baas, namen zelf alle beslissingen en de mensen rondom ons waren zo goed als allemaal toffe kadees. Op zakelijk gebied werden we een flinke kloot afgetrokken door enkele meedogenloze Kempense haaien, maar na tien jaar heeft een mens de neiging om dat leed tijdens een nostalgische bui te verzachten.

Waar zijn ze verdorie gebleven, de mannen van toen? Peter de GrootLuc Van TurnhoutLuc Van BrabantThomas HoefkensBert GiosCyriaque De PeuterBenny van de CobraStijn Colemont en anderen die ik waarschijnlijk zeer onterecht vergeet. Enkelen van hen hebben tegenwoordig een eigen radio (Thals FM) die op dezelfde frequentie als toen uitzendt, de machtige 105.7. Eigenlijk moeten we nog eens met de ploeg van toen naar de Griek gaan eten. Mèt sirtaki en alles erop en eraan.

In die tijd reed ik elke dag van Hamme naar de Kempen, via de E17, de Antwerpse Ring en de E313. Ik deed over die afstand minder lang dan ik tegenwoordig doe over het traject naar Mechelen. Marc deed de hele programmatorische en muzikale kant van het station en ik mocht me met de computers bezig houden. Ik programmeerde in Clipper een eigen playlist-generator, die ik The Kick noemde. Daarmee maakten we wekelijks onze eigen playlists, want we wilden zo onafhankelijk mogelijk werken van het moederhuis in Brussel. Het duurde daarom ook heel lang voor we Lemaire een satellietschotel lieten plaatsen. We deden liever onze eigen programma’s.

De Kick FM sticker (promo)

En in Herentals konden ze niet naast Kick FM kijken. Niet alleen zaten we met de kijkstudio in een winkelpand in één van de drukste straten van de stad, we lieten ons ook regelmatig zien in het straatbeeld. Tijdens de jaarlijkse braderij bijvoorbeeld. Ik had daar zelf wel een hekel aan, en dus bleef ik vaak in de studio maar de dingen die Kick FM organiseerde werden meestal wel een succes. En niet te vergeten: we waren onze eigen baas. Da’s in deze tijden van evaluaties, one-to-ones, KPI’s, incentives en kroontjes op de kop een luxe die er niet meer is.

In het Lantaarnpad was schuin tegenover onze studio de winkel van Jo Van Aelst, een man die een niet te onderschatten invloed heeft gehad op het verdere verloop van onze loopbaan nà Kick FM. Maar daar zal ik het morgen over hebben, dan hou ik nog wat over. 

Marc heeft beloofd dat hij morgen ook alle jingles van toen meebrengt, en da’s goed nieuws voor mijn podcast. En voor de visueel ingestelden: klik eens op de foto’s hieronder, je ziet dan een foto-overzicht van die tijd, door Marc Hermans geduldig aan elkaar geplakt. Mocht je jezelf herkennen, dan is een mailtje/reactie altijd leuk.

Aan u de keuze

Zie ze rijden, de gekleurde mannetjes in de Ronde van Italië.
Vijf jaar geleden, in het magische jaar met de drie nullen, stond ik in een ziekenkamer in het gasthuis van Aalst (daar waar de koning ooit lag, ja) en de tv toonde daar diezelfde gekleurde mannetjes tijdens diezelfde jaarlijkse koers. De man in het bed was mijn vader, een koers- en voetbalfanaat in hart en nieren. Met zijn nieren was niks mis, met zijn hart des te meer.
“Het interesseert me niet meer,” zei hij, wijzend naar de fietsende mannetjes.
Welnu, dat vond ik geen goed nieuws. Een paar dagen later, op een zondagochtend, kreeg ik dan ook telefoon van mijn schoonbroer. Mijn vader was er niet meer. 
(mijn oma, mijn vader, mijn broer, mijn ex-schoonvader, een aantal goeie vrienden.. hun dood werd me telkens telefonisch gemeld – geen wonder dat ik telefoons heb leren haten.. hoe ben ik ooit bij het fijne kabelbedrijf terechtgekomen, waar ik elke dag uren aan de telefoon zit?)

Zou het verlies aan interesse in iets waar je ooit zo gek van was, altijd betekenen dat je aan het einde van je latijn en van je leven bent? Laten we hopen van niet, vrienden. Mijn interesse voor de hedendaagse radio is nog minder dan die van de doorsnee mens voor diezelfde hedendaagse radio. Nu hou ik me ook niet bepaald wanhopig vast aan de dingen die voorbij zijn, aan de radiojaren van vroeger. Die zijn hoe dan ook onherroepelijk voorbij, dus je daaraan vastklampen heeft geen zin.

Dat neemt niet weg dat ik het af en toe wel aangenaam vind om aan vroeger te denken en eens te luisteren naar de kleine geluidjes die ik sinds kort online zet. Maar wat dat betreft, is het wellicht uit met de pret. Ik had jullie toch verteld van die ouwe Akai bandrecorder die ik een tijd geleden in bruikleen kreeg van de mannen van Forest? Welnu, ik heb begot een aangetekende dreigbrief gekregen van de twee bejaarde ex-bazen van ex-Forest. Of ik de bandrecorder voor 18 mei wil terugbezorgen, zoniet ondernemen ze juridische stappen. “Aan u de keuze”, zo schrijven ze nog zeer fijnzinnig onderaan. Alsof ik hun prullen zou willen houden, dacht ik enigszins geërgerd na het lezen van de brief. Toen ze een aantal weken geleden zonder waarschuwing de stekker hadden uitgetrokken, beloofde ik dat ze hun bandrecorder natuurlijk terugkregen, nadat ik al mijn oude banden zou overgezet hebben op computer. Geen probleem, zeiden ze toen. En ge zijt toch niet kwaad op ons hé, Ben?  Toen niet, nee.

Enfin, laat ik toch vooral niet tè boos worden op die twee broers, hun grijze haren doen me een beetje aan die van mijn vader denken. Plus daarbij: aan het geneuzel in die brief te zien, is hij ofwel geschreven door een would-be advokaat ofwel door de vrouw van één van de broers. Ik heb dat nog meegemaakt in mijn carrière. Radiobazen waar ik voor de rest goed mee kon opschieten, die geregeerd werden door een bitse vrouw. Wee je gebeente als je dààr mee te maken krijgt.

Nu, ik zal wel op zoek gaan naar een tweedehands bandrecorder om de rest van mijn archief voor de eeuwigheid veilig te stellen. 

Verder gaat alles naar wens. Mijn vakantie is bijna een week voorbij, het fijne kabelbedrijf is opnieuw mijn dagelijkse decor, de zon schijnt vandaag, er komt een lang weekend aan, mijn belastingsbrief viel dit jaar goed mee en ik ben al een paar weken compleet in de ban van de schitterende serie Stargate SG-1, die ik sinds kort heb leren kennen. Kortom, wat er ook verkeerd gaat in dit leven, ik vind altijd wel iets troostend waar ik me aan optrek.

Zomaar een zondag

Huppekee, daar zat ik dan midden in een communiefeest.
Ik ben niet echt een feestganger. Nee, ik kan niet zeggen dat socializen wreed vooraan in mijn eigen woordenboekje staat, maar sommige mensen krijgen mij wel uit mijn kot. 

Afgelopen zondag was het dan toch prijs, en de dochter van mijn goeie vriend Marc was het feestvarken. Marc’s echtgenote bezwoer mij tijdens de koffie achteraf om niet uit de biecht te klappen en niet te veel privé bloot te geven en zo, dus ik zal haar in codetaal S.A. noemen en de dochter noem ik T.. De jongste dochter van Marc en S.A. heet L. en volgens aanwezige deskundigen lijkt ze als een miljoen druppels water op haar papa. Whatever. Ik zweer het, ik zie dat nooit bij een baby. Maar L. is lief, zoveel is zeker. En ze heeft op mijn schoot gezeten zodat ik haar over 25 jaar (op haar trouwfeest of zo) zo goed als zeker zal toefluisteren: “Weet je dat je nog op mijn schoot gezeten hebt, L.?” en ze zal eens vertederd glimlachen en zich verbazen over wat ouwe grijsaards toch allemaal onthouden.

Aanwezig waren ook een dertigtal familieleden en vrienden van Marc en S.A., waaronder de sympathieke E.W., gitarist bij de bekende muziekgroep De K.

Het werd een fijne zondag met mooi weer, een volledig pakje Marlboro en lekker eten. Verder herinner ik me mezelf rijdend op een kinderfietsje, en een kort maar krachtig bezoek aan het sleutelbeen van een lang overleden heilige. En dan zwijg ik nog over ik zelf, geheel verzonken in een verbazend intelligente conversatie met V., het zoontje van E.W. over ons aller favoriete spel Gran Turismo 4. Nogal redelijk hallucinant was verder het beeld van de gitarist die ook zo’n kinderfietsje moest proberen. Kortom, diverse indrukken teisterden mijn netvlies zondagmiddag maar het was aangenaam om nog eens onder de mensen te vertoeven.

En T. heeft haar nieuwe gitaar, vertelde Marc mij vandaag op het werk. Blij dat ik daar mijn bescheiden bijdrage aan heb kunnen leveren. Over 25 jaar zal T. op het trouwfeest van haar jongste zus aanwezig zijn en ze zal daar de aanwezigen vergasten op een gesmaakte akoestische versie van Summer Of 69 want die zal ik dan aanvragen. 

Een schop van de zangeres

Luc de Groot

Mijn schattige Travelmate doet op dit ogenblik waar hij voor gemaakt is: op mijn schoot zitten en zijn toetsjes reikhalzend naar mijn vingers laten smachten. Nu, ik moet bekennen dat mijn vingers de toetsen ook gemist hebben, eerlijk waar. Maar ja, er bestaat ook nog zoiets als een leven en dat speelt zich meestal geheel af buiten de virtuele wereld van dit weblogje.

Donna Summer klinkt op dit ogenblik uit de beperkte luidsprekers van mijn laptop want Luc De Groot is aan de gang met de Top 40 op Extra Gold. De muziek brengt het gouden jaar 1974 weer min of meer tot leven met de geluiden van mijn jeugd, lang vergeten en voorbij. Hij doet dat niet slecht, de Luc. Ik heb altijd al een hekel gehad aan hitparades op de radio, dus hij liever dan ik maar hij is er wel de geknipte man voor. Zijn feitenkennis is oneindig maal groter dan die van mij. Voor de rest wil ik niet echt het platgetreden pad opgaan van de ouwe venten die, zuchtend naar voorgoed vervlogen tijden vroeger was het toch beter zeggen tegen iedereen die het meestal niet wil horen, maar de muziek die ik nu hoor, doet me toch beseffen dat die wonderjaren nog niet zo slecht waren.

De Lukken klinkt overigens redelijk zenuwachtig, maar ja hij beseft ook wel dat hij nu beluisterd wordt via internet door vriend en vijand. Er zal op de nieuwsgroep weer gescheten worden dat het een lieve lust is, neem ik aan. En bij voorkeur anoniem natuurlijk. Ach ja. 

Hoe is het eigenlijk voor de rest in het leven dat zich geheel afspeelt buiten de virtuele wereld van dit weblogje? Welnu, de ene helft van mij travakt nog altijd bij het fijne kabelbedrijf, zij het dan dat ik vanaf volgende week vrijdag weer op die goeie, ouwe klantendienst zal zitten. Ik heb namelijk wijselijk besloten dat de dienst waar ik nu bijna een half jaar zit toch ietsje te commercieel is voor mij. Ik heb het al eerder gezegd hier: ik ben geen goeie ondernemer. Als ik iets moet verkopen aan iemand en die persoon zegt nee, heb ik al snel de neiging om te zeggen geen probleem, mevrouw, doet u maar. En dat is dus niet goed op een commerciële dienst, mensen. 

Kapellestraat, Hamme

Ooit hadden Marc en ik het gouden idee (in tijden dat er nog geen sprake was van regionale televisie, moet je rekenen) om op maandelijkse basis een video te produceren met daarin een soort van regionaal journaal, afgewisseld met reklamespots voor plaatselijke bedrijven en zo. We hadden een uitgebreide folder gemaakt en gingen dus reklame ronselen voor De Hamse Beeldkrant zoals we het hadden gedoopt. De eerste winkel waar we binnenstapten (ja, we hadden gekozen voor hard selling, door to door hoewel die termen toen nog niet bestonden) was Parfumerie Nancy in de Kapellestraat in Hamme, ik vergeet het nooit. We waren daar op 30 seconden weer buiten. De madam van de winkel liet ons niet eens uitspreken en zei meteen nee. Toen al wisten we het eigenlijk: we mogen dan misschien wel geen onverdienstelijke radiomakers zijn, maar grote commerciële talenten zijn we zeker niet.

Jerney Kaagman (Wikipedia)

Waaauw! Ik hoor nu Love Of Life van de onvolprezen Earth and Fire in de Top 40. Tjonge. Jerney Kaagman was de knappe zangeres van die groep, en ooit -in 1974, denk ik- traden ze op tijdens de Hamzofee, de jaarlijkse driedaagse feesten van de Broederschool in Hamme. Herman Brusselmans en ik gingen daar toen naar toe, want we wilden Jerney wel eens in het echt zien. We stonden op de eerste rij, vlakbij het podium, en Jerney stond voor onze neus. Herman wilde haar begot eens aanraken en hij stak zijn hand uit naar haar benen. Hij kreeg toch wel een schop van ons idool, zeker! Ja, de jaren zeventig, dié komen alvast nooit meer terug.

En Zondag Zondag, hoe zit het daarmee? Dat bestaat nog altijd, vorige week zelfs exact een jaar. We hadden, om het toch een beetje feestelijk te maken, drie uur lang Nederlandstalige hits op het menu staan, èn het bezoek van Werner Michiels. Werner hebben we gebombardeerd tot onze sales manager want we gaan het programma nu ook aanbieden aan lokale radio’s die het op zondag rechtstreeks willen overnemen. Qua reklame ga ik niet verder dan dit. Wie interesse heeft, mag contact opnemen met de Werner.

Joeri Toté

Dat werken voor het fijne kabelbedrijf overigens niet geheel zonder levensgevaar is, heeft onze Forest-collega Joeri Toté onlangs bewezen. Bij het installeren van een nieuwe internetklant is hij met name van een ladder gevallen en heeft daarbij minstens zijn beide armen gebroken en voor de rest gelukkig niets. Ik voel met hem mee en hoop hem binnenkort terug te zien, in het volle gebruik van al zijn ledematen.

De Top 40 is net gedaan, en dit stukje ook. De nummers twee en één moesten worden afgebroken vanwege slechte timing en dat mag eigenlijk niet gebeuren bij een hitparade. Da’s één van de redenen dat ik er zo’n hekel aan heb om een hitparade te presenteren: radio wordt dan al snel meer een kwestie van rekenen dan van iets anders.

Tot binnenkort, lieve vrienden. Hopelijk is dat morgen al of zo, want ik heb nu toch weer het goeie voornemen gemaakt om er opnieuw een dagelijkse gewoonte van te maken. Nu ga ik eerst eens wandelen in mijn hof, denk ik. De beloftevolle geur van de lente opsnuiven en de frisgroene blaadjes van mijn treurwilg bewonderen, ’t is een deel van het onherroepelijk voortschrijdende leven dat zich voornamelijk afspeelt buiten de virtuele wereld van dit weblogje.

Ik ben geen goeie ondernemer

De nieuwsgroep be.radio staat de laatste dagen weer bol van postings over Maeva en alle mogelijke afgeleiden. Ik volg meestal met zijdelingse belangstelling dat soort van discussies, zonder mij zelfs maar te ergeren aan de bijdragen van mensen die van ver de klok hebben horen luiden terwijl ze er toch geen idee van hebben waar de klepel hangt. Die belangstelling heeft natuurlijk te maken met het feit dat het hier onderwerpen uit mijn eigen verleden betreft. 

Zo gaat het nu, behalve over Maeva, ook al over Radio Bravo, over de Maeva-reünie in 2001 en het daaruit volgend kabelavontuur, en ook wordt er 3geschreven over het mogelijke bestaan van een ketenradio onder de naam Mi Amigo in de jaren 80.

Die ketenradio heeft nog echt bestaan ook, en ik heb er bijgezeten. Meer nog, ik deed er de programmaleiding, samen met mijn twee toenmalige gabbers Marc Hermans en Eric Hofman. De keten was voortgevloeid uit de Mi Amigo in Duisburg die uitzond op 107.8, aan de rand van de band. En nee, dat was niet alweer een droom van Hofman, zoals iemand die het denkt te weten het beweerde op de nieuwsgroep. De radio in Duisburg bestond al onder de naam Radio Lipstick en werd pas Mi Amigo toen Ronny Van Gelder, samen met Marc en ik een verbond aangingen met Guido Van Linthout van Lipstick. Eric Hofman kwam er later wel bij. Die Mi Amigo zond met een zwaar vermogen uit en zorgde voor concurrentie tegen de snel achteruit boerende Maeva. 

Toen de zender in Duisburg het zwijgen werd opgelegd, besloten Eric, Marc en ik door te gaan met Mi Amigo, maar dan onder de vorm van een samenwerkingsverband tussen een aantal lokale radio’s die de opgenomen Mi Amigo-programma’s uitzonden. Dat duurde wel een tijdje, tot het stukliep op gebrek aan geld. Iemand verwoordt het vrij accuraat op de nieuwsgroep: goeie radiomakers zijn zelden goeie ondernemers.

Ik ben blij dat ik geen goeie ondernemer ben. Meer nog, ik ben daar redelijk trots op. Er is niets mis met ondernemen of zakendoen – vrijheid blijheid, het is een motto dat al heel mijn leven in mijn liberaal hartje woont – maar het is niets voor mij. 

In de stille Kempen

Benny Baeten

Ik heb zowaar een mailtje gekregen van Benny Baeten. Die uit de Kempen, jawel. Niet de originele die naar Spanje vertrokken is en mij een half jaar geleden of zo ook al mailde, maar de gekloonde naamgenoot die deel uitmaakte van mijn Kempense periode. Uniek FM in de Victoriestraat in Turnhout, weet je wel. Mijn Straeter-tijd noem ik die periode wel eens schertsend. Mijn God, waar is de tijd.
Zalige periode, daar niet van. Marc en ik hebben daar enkele fijne zomers doorgebracht. De winters waren minder aangenaam, maar ook die gingen voorbij. Sinds de Maeva-tijd heb ik een flink aantal radiobazen versleten en ben ik zelf ook een flits in de eeuwigheid radiobaas geweest, maar een radiobaas als Jeroen Straeter maken ze niet meer tegenwoordig.
Ik ben redelijk veel kwaad geweest op die gast (ik niet alleen trouwens) maar hij slaagde er toch telkens weer in om dat kwaad bloed te laten bedaren. Charisma, heet dat. Een soort Valain-gehalte was hem niet vreemd.

Shit, ik herinner mij nog die keer dat Chris Van Opstal al een tijdje geen geld had gekregen voor zijn programma’s en dat hij dat uiteindelijk zo beu was dat hij in de studio de non-stop had opgezet tot Jeroen verbaasd kwam vragen waarom er niet gepresenteerd werd. Waarop Chris de gevleugelde uitspraak deed: “Geen flappen, nie klappen!”
Hij kreeg uiteraard tenslotte zijn geld zoals iedereen dat uiteindelijk wel kreeg. 

Benny Baeten bij Uniek FM, 1989

Of die keer dat Marc Hermans programma aan ’t doen was in het uitstalraam in de Victoriestraat, met uitzicht op de voorbijfietsende Turnhoutse jeugd, de zon in het gezicht tijdens alweer een Kempense zomer in het begin van de jaren 90. ’s Middags ging Jeroen meestal eten in Het Wapen Van Turnhout, onze stamtaverne eigenlijk. En Jeroen had een hekel aan alleen eten, dus die middag ging hij Marc uit de studio halen, midden in het programma. “Ja maar, ik ben programma aan het doen,” sputterde Marc heel terecht tegen. En Jeroen, tenslotte toch de baas van Uniek FM, zei alleen maar: “Nou, dan zet je toch gewoon de automaat op joh”.

Jeroen Straeter, 1989

Enfin, over Jeroen Straeter zijn hele weblogs vol te schrijven, en wellicht doe ik dat nog eens als ik eens een maandje niets schrijf op mijn eigen weblog, haha. Nee serieus, ’t was een zeer aangename tijd, onze Kempense periode. En Benny Baeten maakte daar dus heel opvallend deel van uit. Deze jonge, blonde god was een toffe gast waar ik heel goed mee kon opschieten. Hij had zo goed als altijd een hele trits jonge Kempense meiden achter zijn gat, maar tegenwoordig (zo laat hij mij weten) is hij heel gelukkig gezinshoofd en zijn de vrouwen verleden tijd, behalve de zijne. Hij heeft ook totaal geen voeling meer met het radiowereldje, en toen ik dat las, voelde ik begot heel even een steekje jaloezie.

Stevie Timmermans, 1989

Ja, er is nog wel meer in het leven dan alleen maar radio. Daarom dat het ook zo makkelijk gaat (denk ik), een maand niks schrijven in dit weblog. Natuurlijk heeft de wereld niet stil gestaan. Op sommige plaatsen heeft hij zelfs gebeefd dat het niet mooi meer was. In mijn eigen privé-bestaan is één van de wensen uit mijn lotto-droom uit gekomen: ik loop sinds nieuwjaar rond met een iPod die 20 gig aan muziek bevat. Ik heb er meteen een iTrip bij gekocht, zo’n FM-zendertje waardoor je naar je eigen favoriete muziek kan luisteren op de autoradio.

Verder kan ik u melden dat Zondag Zondag nog altijd bestaat, dat ik nog steeds mijn dagelijkse radiobijdrage lever aan Radio Forest en het Westvlaamse Extra Gold, dat Maeva FM uiteindelijk de wapens heeft neergelegd, dat de Lukken het verre van gemakkelijk heeft, dat Koen Godderis op zodanig opvallende wijze van de nieuwsgroepen verdwenen is dat iedereen het erover begint te hebben en dat ik na een maandje toch weer lichte trillingen in mijn vingers voelde die mij aangaven dat het tijd werd om me opnieuw op het webloggen te storten.

En Marc en ik zitten nog steeds dagelijks op anderhalve meter van elkaar in de gebouwen van het fijne kabelbedrijf, waar we ons proberen te handhaven in de wereld van targets en commerciële argumenten waarmee we de concurrentie dienen te overtroeven. We zijn zelfs allebei al lid geweest van het Gouden Team. In de praktijk betekent dit dat je dan in het aanschijn van de hele afdeling letterlijk gekroond wordt met een gouden kroontje op je kop en een blinkend jasje aan je lijf. Lachen geblazen, jawel. Ik denk dat we allebei al iets te veel jaren achter de rug en iets te veel kerven in onze ziel hebben om daar nog veel plezier aan te beleven zodat het wel eens omgekeerd zou kunnen werken. Alleen zoeken we nog een manier om dat voorzichtig duidelijk te maken aan de mensen die het voor het zeggen hebben.

Ik denk dat ik zometeen mijn bed induik, want morgen is het vroeg dag. Maar wees niet bevreesd, ik ben terug, en mijn vingers tintelen weer.

De borsten van Zwarte Piet

Wel ja, ’t is waar: ik moet mijn weblog niet gaan verwaarlozen!
Er schijnt zowaar wetenschappelijk onderzoek te gebeuren over deze manier van je leven delen met de wereldgemeenschap. Het is bewezen dat het merendeel van de beginnende weblogs na heel korte tijd alweer niet meer wordt bijgewerkt. Ik mag zeker niet meedoen aan die trend. Plus niet te vergeten:  opgeven staat niet in mijn woordenboek. Het staat er wel in, maar opgeven doe ik maar als ik het zelf ook echt wil.

Noem het dan maar een winterslaap die ik achter de rug heb. Een soort van virtuele coma waaruit ik nu ontwaak. Ik beloof, beste trouwe lezers, dat ik vanaf nu weer op regelmatige basis woorden en zinnen zal bedenken om ze hier op deze plaats vrij te geven.

Om te beginnen al eens vrijgeven wat ik voor mijn verjaardag (ja hij is alweer een paar weken voorbij, te laat om mij te feliciteren!) gekregen heb: een rode trui (eigenlijk een fleece, geloof ik), een hemd waarvan de mouwen elk een andere kleur hebben en waarin ik mij redelijk schizofreen voel (ik ook!), een sweater voor als het zomer wordt, een boek van Dan Brown (Het Bernini Mysterie, dat andere heb ik al), het tiende seizoen van Friends op DVD (ik heb ze nu allemaal joepie!), de volledige Johan En De Alverman op DVD en een koptelefoon waarmee ik nu zonder draad in huis kan rondlopen en naar muziek of het geluid van de tv luisteren. Stofzuigen lijkt plots een stuk minder afstotelijker.

Mag ik van de gelegenheid gebruik maken om de miljoenen mensen te bedanken die af en toe ongerust gïnformeerd hebben naar mijn gezondheid? Ze zagen niets meer verschijnen in mijn weblog en concludeerden daaruit dat ik jammerlijk was komen te gaan. Niets is minder waar, ik ben alive and very kicking

Oh ja op het werk heb ik eergisteren op de schoot van Sinterklaas gezeten. Dat was nu eens iets dat ik niet had zien komen. Mijn gemoed schoot waarlijk vol. En de twee Zwarte Pieten die erbij stonden, hadden volgens mij elk twee borsten.
Het gaat overigens redelijk goed op het fijne kabelbedrijf. Marc en ik raken stilaan gerodeerd en da’s maar goed ook want we werken nu officieel op commissie en een mens moet van iets leven.

En dan ook meteen even antwoorden op twee vragen die werden gesteld als reactie op mijn vorige bijdrage hier. Een zekere  nick stelt de vraag of Radio Maeva nog bestaat. Het antwoord daarop is: nee, Radio Maeva bestaat al lang niet meer. 
En Zeveraar vraagt waar al die nostalgie voor nodig is. Nergens voor, geachte Zeveraar. Ik ben niet echt een fan van te veel nostalgie en terugkijken, en ik doe het dan ook met mate en met voldoende relativering. Wat voorbij is, is onherroepelijk voorbij, maar er zo somwijlen eens over praten, daar zal niemand dood van gaan.

Vanaf morgen in dit theater: een verse dosis nostalgie als we met een brok in de keel en met natte ogen terugkijken naar het verleden. Kom erbij en neem plaats.

Exclusieve beelden van P.Valain!

Zoals ik al eerder beloofde, alweer een fragmentje uit de DVD Een bom in de radio, gemaakt door Marc en mezelf in 1987, met een amateurcamera die we hadden gekregen van Denise en Achiel. Die twee deden overigens wel meer voor Maeva èn voor ons, daar moet ik ook eens een apart hoofdstuk aan wijden eigenlijk. 

Sinds ik het vorige fragment hier geplaatst heb, krijg ik via reacties op dit weblog en via e-mail af en toe de vraag of de DVD niet te koop is. Op dit ogenblik nog niet, maar ’t is zeker niet uitgesloten. Morgen gaan Marc en ik vergaderen om een redelijke verkoopprijs vast te stellen en om de taken te verdelen. Bijvoorbeeld wie gaat de kopietjes maken en wie gaat de hoes ontwerpen en wie gaat de hoestekst schrijven en wie gaat ermee leuren op de markt in Hamme. Enfin, het wordt een saaie, zakelijke bespreking, je kent dat wel.

Het fragmentje in kwestie dus, laat ik het daar eens over hebben. We zaten toen in de Witte Villa en er waren genoeg momenten dat we ons verveelden dus toen we die camera kregen, was het feest. Plus niet te vergeten, het was 1983 en video was echt nog een wonder. We kregen namelijk ook nog een videorecorder van Denise en Achiel, dat vergat ik nog te zeggen. Zoals Arie van Loon het schreef op 13 maart 1983 in het Villa-dagboek: “Zaterdagmiddag : hoera hoera de video was er. Noël kwam hem brengen en een deejay speelt graag met elektronische apparaten. Echt leuke dingen kun je nu honderd keer bekijken, zoals Frankenstein die de kop van een schone dame er af trekt.

(hier even onderbreken om te melden dat de goede verstaander al lang doorheeft dat er wel nog uittreksels uit het Villa-dagboek zullen verschijnen op deze pagina’s)

De aprilgrap van 1983 – Maeva wordt Maeva TV

’t Was toen ongeveer de tijd voor onze jaarlijkse aprilgrap en hoewel we in 1983 nooit meer het effect konden halen van de grap van het vorige jaar (toen we zogezegd op een schip op de Noordzee gingen zitten), amuseerden we ons kostelijk met de voorbereiding ervan. Maeva zou beginnen met Maeva TV en om het geheel een beetje aannemelijker te maken, liepen we met onze verse videocamera opvallend rond tijdens de programma’s en buiten op de parking voor de Villa en zo. We vonden dat zo plezant dat we er zelfs mee doorgingen nà de aprilgrap.
In het bewuste fragment zien we Marc in zijn rol van reporter die bvb. Patrick Valain volgt als die op bezoek komt in de Villa. Verder is ook Bert De Groef te zien tijdens de presentatie van de Top 50. Het ding duurt bijna drie minuten, dus het downloaden neemt wat meer tijd in beslag dan bij het vorige fragment, maar een mens moet er wat voor over hebben, of niet?

Of zoals ons moeder altijd zegt: Een kermis is een geseling waard.

Frambosius uit Heusden

Noël D’Hont en Marc Hermans

Gisteren ben ik eindelijk nog eens tot bij Noël geraakt. De satelliet-ontvanger die hij bijna twee jaar geleden bij mij kwam plaatsen, heeft al een paar maanden rare kuren, in die zin dat hij niet meer werkt. Dus gisteren heb ik dat bakske dan maar losgekoppeld en ben ik ermee richting Heusden gereden.

Noël D’Hont is stilaan een legendarische naam aan ’t worden in de radiowereld. Volgens mij kennen alle radiomakers op z’n minst zijn naam. Noël stond technisch mee aan de wieg van Maeva en hij was bij de luisteraars eigenlijk net zo bekend als de dj’s. Om de één of andere reden hadden we voor hem de intrigerende naam Frambosius bedacht en die naam zit er na al die jaren nog zo diep in dat ik gisteren tot mijn eigen verbazing mezelf Ah, Frambosius! hoorde zeggen toen ik binnentrad in zijn werkplaats.

De inbeslagnames en het voortdurend moeten leveren van nieuwe zenders mogen hem dan geen windeieren hebben gelegd, Frambosius was in elk geval iemand die met hart en ziel achter Maeva stond, en dit dag en nacht zoals dat in het liedje gaat. Zijn zenders waren zijn kinderen, en hij maakte ze zelf. De Maeva-zenders hadden soms zelfs een naam. Dikke Berta was er zo eentje.

Tijdens de woelige periode tussen Ukkel en de Witte Villa waren we op schok door Vlaanderen en zonden we uit vanop diverse locaties. Zo zonden we ooit tien dagen lang uit van bij Noël thuis. Marc en ik mochten daar al die tijd slapen ook, en we werden goed verzorgd door Rosette, mevrouw Frambosius eigenlijk. De studio stond tijdelijk opgesteld in zijn atelier annex garage, en in de hoge mast in zijn tuin hingen de dipolen waarmee we uitzonden. Die mast staat er nu nog altijd, hoewel ze een stuk hoger is, en er in 2004 nog veel meer inhangt dan alleen maar dipolen. ’t Is indrukwekkend als je onderaan staat. Ik heb uiteraard al heel wat masten meegemaakt sinds 1979 maar die mast van gisteren mag er toch best zijn, hoor. Toen ik zo naar boven keek, besefte ik dat ik waarschijnlijk nooit vanzeleven nog van mijn fascinatie voor masten en zenders en dat soort dingen af geraak. Dat een radiosignaal zich onzichtbaar kan voortplanten door dat mysterieuze ding dat ether heet, verwondert mij nog altijd mateloos. Draadloos internet en bluetooth: juist hetzelfde. Dat al die signalen zomaar in de lucht hangen, da’s toch een mirakel?

Ik herinner me dat ik Noël vaak eindeloos uitvroeg over hoe radiosignalen nu juist werken en waarom je die eigenlijk niet kan zien als dat toch trillingen zijn, net zoals licht ook trillingen zijn die je wèl kan zien. En het verschil tussen middengolf en FM en kortegolf en patati en patata, Noël probeerde het me geduldig duidelijk te maken. ’t Is altijd een fijne kerel geweest, die Frambosius. 

Ik hoop dat ik mijn satelliet-bakske ook snel netjes gerepareerd terug thuis heb, want nu hangt die schotel in mijn tuin er zo zielig en nutteloos bij. Heilige Frambosius, patroon van de ether, doe uw best!

Ben van Praag, Noël D’Hont, Frans Babbelaar (2001, Zoersel)
%d bloggers liken dit: